'Ik wilde altijd weten: waaróm doe je iets?'
- 28 oktober 2024
- V&VN magazine
Veertig jaar geleden studeerden de eerste verplegingswetenschappers af. Renata Klop en Aart Eliens behoorden tot deze pioniers. De opleiding begon vier jaar eerder met veel rumoer. “Nu wordt steeds duidelijker hoe belangrijk een goede onderbouwing van het verpleegkundig handelen is.”
Het nieuws van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen op 7 februari 1979 sloeg in als een bom: er komt een universitaire opleiding verplegingswetenschap. Een afstudeerrichting binnen sociale gezondheidskunde. In Maastricht. En je hoeft geen verpleegkundige te zijn om de studie te mogen volgen.
Het verpleegkundige werkveld was in rep en roer. Ook daarbuiten kwam de mededeling van het ministerie als een donderslag bij heldere hemel. Toch was er een zeven jaar lange aanloop aan voorafgegaan. Bureau Wiegman, die de geschiedenis van de verpleegkunde vastlegt, beschrijft de weg ernaartoe.
'Het geweten van de verpleging'
Al in 1972 waren er zorgen over de tekorten aan hoger, oftewel theoretisch opgeleid verpleegkundig personeel. De overheid stelde in 1973 een Werkgroep Universitaire Opleiding Verpleegkundigen samen onder leiding van Joukje von Nordheim (1931-2000). Zij was verpleegkundige, docent verpleegkunde en hoofd opleidingen. Toen ze inspecteur voor de gezondheidszorg werd, stond ze bekend als ‘het geweten van de verpleging’. Von Nordheim mocht de discussies over de opleiding in goede banen leiden.
Dat was nog niet zo gemakkelijk. Jarenlang werden het nut en de noodzaak van een studie verplegingswetenschap in twijfel getrokken. Waarom moest verpleegkunde eigenlijk een wetenschappelijke basis hebben? In 1972 was de hbo-opleiding verpleegkunde gestart. Was dat niet voldoende?
“Iemand moet toch de po ronddelen”, kopte de Haagsche Courant op 4 oktober 1978. “Je kan mijns inziens iemand die universitair is opgeleid geen bedkastjes laten schoonmaken”, zei professor S.A. de Lange uit Rotterdam. Maar de opleiding kwam er toch, in 1980.
Betere kwaliteit van zorg
Student van het eerste uur Aart Eliens (72) kan zich het geruzie nog goed herinneren. De Academische Raad, de koepel van universiteiten en hogescholen, had in 1979 een snoeihard oordeel. Eliens tovert dat moeiteloos uit zijn geheugen tevoorschijn: “Wat heeft een doctoraalprogramma voor zin in een wetenschap die niet bestaat en waarvan men niet weet of die ooit zal bestaan?”
Dat vond Eliens toen al een “onzinnige uitspraak”. “Het belang van onderbouwd verpleegkundig handelen wordt steeds duidelijker. Het gaat erom welke argumenten er zijn om iets te doen. Welk bewijs is er voor? Daar is bijvoorbeeld de Beter Laten-lijst uit voortgekomen.”
Als jij je standpunt goed kunt onderbouwen, dan zal de arts dat heel serieus nemen
Eliens: “In de verpleging waren er allerlei gewoonten en gebruiken ingeslopen die eigenlijk schadelijk waren voor de patiënt [bijvoorbeeld de blaas spoelen om een urineweginfectie te voorkomen of vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen bij een patiënt met een delier, AJ].
“Een wetenschappelijke onderbouwing verhoogt de kwaliteit van de zorg. En: het maakt je tot een volwaardige gesprekspartner voor artsen. Als jij je standpunt goed kunt onderbouwen, dan zal de arts dat heel serieus nemen.”
‘Kom voor je vak op’
De opleiding is ook gunstig geweest voor zijn eigen loopbaan. Hij publiceerde zo’n honderd artikelen en vijftien boeken. Zijn werkplezier is nog even groot. “Mijn vader zei vroeger altijd: je moet hard werken en je moet iets kunnen betekenen voor de samenleving. Ik voelde die verantwoordelijkheid. En ik vond het zó mooi om in die wetenschap te duiken. In die tijd waren we echt pioniers.”
Nog altijd werkt Eliens, ook al is hij de pensioenleeftijd al lang voorbij. Hij heeft net de laatste hand gelegd aan het boek Interventies voor goed werk. Dat gaat over het voorkomen en oplossen van burn-out in de gezondheidszorg. Hij hoopt dat ook jonge verpleegkundigen wetenschap zullen gebruiken om hun beroep vol trots te kunnen uitdragen. “Kom voor je vak op, zeg ik altijd. Maar doe dat altijd onderbouwd: met argumenten.”
‘Wie had de beste argumenten?’
Ook Renata Klop (63) kijkt met veel plezier terug op de opleiding. “Het was heel experimenteel. We zaten niet in de schoolbanken. We kregen een probleem voorgelegd en daar moesten we een antwoord op vinden. Dan gingen we zoeken in een megagrote bibliotheek – internet was er nog niet.” Lachend: “En dan kwamen we weer bijeen om onze argumenten te presenteren en te kijken wie de beste argumenten had.”
Zelf was ze geen verpleegkundige. Tijdens de opleiding zorgde dat voor interessante discussies, weet ze nog. “Er was waardering voor de frisse blik van buiten. Ik wilde altijd weten: waaróm doe je iets?” Daar heeft ze tot op de dag van vandaag profijt van. “Ik promoveerde op de rechten van de patiënt bij de overdracht van zorg. Nog altijd actueel!
“Nu ben ik strategisch adviseur bij kennisinstituut ZonMw. Ik onderzoek welke kennis zorgprofessionals nodig hebben om hun beroep goed te kunnen uitoefenen. Soms zie ik in rapporten oplossingen staan, terwijl het probleem nog niet duidelijk is beschreven. Dan denk ik weer terug aan de opleiding en die grote bibliotheek waar de eerste lichting verplegingswetenschappers aan het rondsnuffelen was. Want zonder antwoord en goede argumenten terugkomen, dat kón gewoon niet.”
Bron: V&VN Magazine 3-2024 | Tekst: Aliëtte Jonkers | Beeld: Renata Klop en Limburgs Dagblad
Word lid en praat mee!
Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.